Uitsluiting en pesten

“De volgende feiten zijn pijnlijk.”

Er zijn maar weinig ouderbijeenkomsten rondom een verstoorde groepsdynamiek in een klas waarin ik deze zin niet hoef te gebruiken; een aanloopje voor ouders én mezelf om feiten rondom uitsluiting en pesten binnen de groep te delen.

Hoewel ik prima weet dat een verstoorde groepsdynamiek hiertoe kan leiden, schrik ik toch vaak weer van de feiten en ervaar ik de situatie ook zelf als pijnlijk. De beleving van kinderen die ermee te maken hebben, het verhaal achter het gedrag, de gelatenheid van een groep, de worsteling van leerkrachten hiermee …

Vrijwel alle ouders geven aan dat ze ‘blij’ zijn met het horen van de feiten. Het woord ‘pesten’ heeft een activerend effect. “Wordt mijn kind gepest?” “Doet mijn kind hieraan mee?” “Wat kunnen wíj doen om deze situatie te veranderen?”

Reacties die vaak lijken te contrasteren met uitspraken die ik (gelukkig niet overal) aan de schoolkant tegenkom. Reacties die de pijn van kinderen bagatelliseren of zelfs onzichtbaar maken.

  • “We merken er niet echt wat van.”
  • “Maar hij lokt het zelf ook uit.”
  • “Maar waarom komt ze dan niet naar me toe om het te vertellen. Ik heb trouwens pas ook nog haar ouders gesproken, maar die zeiden er niets over.”
  • “Moeder is al een aantal keren langsgekomen om erover te praten, maar die is vroeger zelf ook gepest en is er wel heel erg op gefocust.”
  • “Maar het gebeurt ook buiten school. We zijn niet overal verantwoordelijk voor.”
  • “We hebben pas nog de veiligheidsmonitor afgenomen en die gaf aan dat de meeste leerlingen op onze school zich veilig voelen.”
  • “We hebben dit wel gezien in onze meting, maar er zijn zoveel kinderen die dit soort dingen aangeven dat je er eigenlijk ook niet zo veel mee kunt.”

Zal men later hierop doelen als er gezegd wordt: “Onvoorstelbaar dat ze dat tóen niet serieus genomen hebben.”

Het is altijd makkelijker om aan te geven wat een andere partij zou moeten doen of gedaan zou moeten hebben. De verantwoordelijkheid om te ‘zien’, te herkennen en te erkennen ligt bij álle volwassenen om het kind heen. Ook buiten school kan deze ellende voortwoekeren of ontstaan. Gedeelde verantwoordelijkheid dus. Met het aanwijzen van schuldigen lossen we niets op; ook niet ín de klas.

Gelukkig zie ik ook scholen waar de feiten aanleiding zijn tot actie – waar samenwerking met ouders, duidelijke grenzen in de groep en gericht pedagogisch handelen zorgen voor verandering. Je ziet kinderen weer opbloeien.

Mijn ondersteuning kan bestaan uit:

  • Signaleren van kwetsbare leerlingen
  • Duiden van de situatie in relatie tot groepsdynamiek en groepsverleden
  • Gesprekken voeren met ouders
  • Opstellen van een stappenplan voor de klas
  • Meedenken bij passend lesaanbod
  • Analyseren van schoolstructuren die onveiligheid in stand houden
  • Adviseren over duurzame oplossingen